Beeldentuin: (Dansles)
Alle kinderen worden beelden. Laat de helft van de kinderen ronddansen in de beeldentuin en op een afgesproken teken “ bevriezen” ze. Ze blijven zo staan. De andere kinderen gaan de beelden dan bekijken. Daarna worden de beelden de kijkers. Oudste kleuters kunnen ook beeldhouwer worden. Ze kunnen elkaar bv. in 10 tellen in een houding zetten. Leg uit dat ze elkaar rustig behandelen. Daarna gaan de beeldhouwers de andere beelden bewonderen.

 

Bewegingsspelletjes:

  • Kleurenspel:Hang in het speellokaal allemaal gekleurde cirkels of slingers op. Laat de kinderen rondlopen. Als de leerkracht op de trom slaat, zoeken de kinderen snel hun lievelingskleur op en gaan daar bij staan/zitten.
    Daarna mogen de kinderen rondlopen/rennen/huppelen/etc. Als de leerkracht een kleur hardop zegt, rennen de kinderen er zo snel mogelijk naar toe.
  • Overloopspel; Aan twee kanten van het lokaal zijn strepen gemaakt. De kunstenaar staat in het midden. Deze noemt een kleur en iedereen die dezelfde kleur in de kleren heeft, mag naar de overkant rennen. De kunstenaar probeert de kleuren te vangen door de kinderen te tikken.
  • De kunstenaar en de kleuren; In het midden van het speellokaal ligt een vierkante mat, dat is het schilderij. In de vier hoeken van het lokaal liggen ook matten. Elke mat vertegenwoordigt een kleur. Als de kunstenaar een kleur roept, gaan deze kinderen om het schilderij heen rennen. Roept de kunstenaar ik ga schilderen, dan probeert hij de kleuren te tikken. Ben je getikt dan ga je op het schilderij zitten.
  • Estafette; De kunstenaar heeft papier nodig. Wie brengt het papier zo snel mogelijk naar de andere kant? Gebruik de breedte van het lokaal en geef elk kind twee vellen papier. Op een vel gaan ze staan. Ze leggen het tweede vel voor hen neer en gaan dan daar op staan. Vervolgens pakken ze het andere papier weer en leggen die voor hen neer, zo komen ze vooruit naar de andere kant van het lokaal. Wie komt er als eerste aan?
  • Penselendief; De kunstenaar zit in een hoepel in het midden van het lokaal met een penseel achter zich. De kunstenaar heeft de ogen dicht. Als de kunstenaar hoort dat het penseel gepakt wordt, probeert hij de dief te tikken. De dief mag het penseel wel aan een ander geven. Als het penseel valt, is de dief af.
  • Ra, ra, ra, wie heeft de kwast, die mooie kwast van goud? In het midden zit een kunstenaar. De andere kinderen zitten er in een kring omheen. Zij geven achter hun rug een penseel door. Als het liedje geëindigd is, mag de kunstenaar raden wie de kwast op de rug heeft.
  • Joepie, Joepie; er is een kunstenaar gekomen, die heeft mijn vriendje meegenomen, maar ik zal er niet om treuren, gauw een ander weer gehaald, tralalalala, etc.
  • Hoeveel penselen liggen er achter je? De kunstenaar zit voor in de klas met de ogen dicht. Iedereen is heel stil. De leerkracht wijst een of meerdere kinderen aan die zelf achter de kunstenaar mogen gaan zitten. Raad de kunstenaar het goed?

 

Maak jouw eigen website met JouwWeb