Zitten of staan

  • Wat weten kinderen al van voedsel? In het speellokaal lopen de kinderen rond. Daarna roept de leerkracht een uitspraak over voedsel. Als het goed is, blijven de kinderen lopen, als het fout is, gaan ze op de grond zitten.

Waar of niet waar?

Een banaan is glad, een pinda is groot, een citroen is zuur, melk is nat, spruitjes zijn vierkant, een pannenkoek is plat, een tomaat is rond, patat is zoet, gras kun je eten, thee is warm, kip moet je kauwen, brood is blauw.

Spelletjes

  • De ontbijttafel; In vier hoeken van het speellokaal zitten de kinderen op matten. In het midden ligt een groot rond touw. Dat is het bord. Elke hoek is iets van broodbeleg; b.v. hagelslag, pindakaas, jam, leverpastei. De leerkracht zit in het midden bij het bord en roept: ik wil graag hagelslag op het brood. Die kinderen lopen daarna rond het bord. Als de leerkracht roept: ik ga het nu pakken, rennen de kinderen terug naar hun mat. De leerkracht probeert de kinderen te tikken. Op de mat mag niet meer getikt worden. Wie wel getikt is, moet in de cirkel gaan zitten.
  • Eierrace; Gebruik plastic eieren voor dit spel en twee lepels. Wie is het eerst aan de andere kant zonder het ei te laten vallen?